Met zijn penseel zet de kunstenaar een symbool neer dat voor iedereen iets anders betekent, maar dezelfde functie heeft: de fantasie te prikkelen. Zo creëren verhalen een droom-wereld die er voor eenieder anders uit ziet en anders voelt. Door taal te gebruiken om beelden en gevoelens te beschrijven gun je iedere lezer zijn eigen droom. Dat is wat verhalen voor
mij al van jongs af aan zijn: voeding voor dromen. Dromen die het leven zin geven. En wat kan de zin van het leven anders zijn, dan je leven zin te geven?

Labels

Laatste berichten

Blind

Korte verhalen - maandag 13 december 2010

Zijn vingertoppen wrijven het zachte katoen van zijn broekzak over zijn bovenbeen. Leeg. Het is donker, maar niet koud. Hij steekt zijn handen voor zich uit, de leegte in. Behoedzaam draait hij zijn bovenlichaam naar rechts totdat zijn hand in aanraking komt met iets zachts.

Sandra’s adem stokt. Knijpt er nu iemand in haar borst? Moet ze reageren? Ze durft niet. Datgene waarvan ze voor het gemak maar even aanneemt dat het een hand is, beweegt zich nu omhoog over haar hals en kin naar haar lippen om vervolgens weer tot rust te komen op de tranen die over haar linkerwang lopen.

Geïntrigeerd blijft Eriks rechterhand daar liggen. Zijn linkerhand vindt Sandra’s trillende vingers en brengt die naar zijn eigen vochtige wang. Met drie korte stoten gevolgd door een lange zucht komt haar ademhaling weer op gang.

“Heeft u een telefoon?”, vraagt de mannenstem naast haar. Sandra’s handen gaan op zoek naar haar handtas. “Ik weet het niet, ik kan niets zien”, brengt ze snikkend uit.

“Ik ook niet”, antwoordt de mannenstem. Hij probeert rustig te blijven, maar hij hoort zijn stem overslaan. Zijn ze blind? Is het besmettelijk? Zitten ze daarom hier opgesloten; in quarantaine? Ineens hoort hij iets aan de overkant van de ruimte. Zijn ademhaling versnelt.

Sandra verstijft. Hoorde ze net niet iets bewegen? Uit het niets worden haar voeten onder haar vandaan geslagen. Met een klap slaat haar hoofd tegen de grond en dan is er niets meer.

Terwijl Erik het lichaam tegen de grond gedrukt houdt zakt langzaam zijn adrenalinepijl. Als dit hun ontvoerder is dan zijn ze nu in elk geval veilig. Hij voelt bij de hals. Er is nog een hartslag. Geen baardgroei. Halflange haren. Ze ruiken naar perzik. Dit is helemaal geen man! “Mevrouw”, roept hij de lucht in, vurig hopend op een antwoord. “Mevrouw, bent u daar nog?” Dit is helemaal geen derde persoon. Het laatste beetje adrenaline in zijn bloed lost op in een golf van spijt. Dat hij de vrouw per ongeluk in haar borst kneep is nog tot daar aan toe, nu ligt ze hier door zijn toedoen bewusteloos op de grond. Vervult van schaamte draait hij haar lichaam om. Hij probeert er uit alle macht respectvol mee om te gaan, maar het feit dat hij niets kan zien maakt dat verdomd lastig. Haar wangen zijn vochtig. “Mevrouw?”, probeert hij nog eens zachtjes. Ze geeft geen reactie. Hij kan maar één manier bedenken. Voorzichtig buigt hij zijn hoofd naar beneden. Hij steekt zijn tong uit totdat hij met het puntje heel kort haar wang aanraakt. Zout. Het zijn tranen. Gelukkig. Hij betast haar voorhoofd. Aan de rechterkant begint zich een bult te vormen. Maar geen bloed. Dan gaat hij met zijn handen door haar haren. De perzikgeur wordt intenser. Hij voelt twee haarspelden, maar niets dat op verdere verwondingen duidt.  

Ineens is er weer gevoel. Angst, pijn, een tinteling verspreidt zich over haar hoofdhuid. Ze herkent de aftershave lucht. Ze concentreert zich op het geluid van zijn ademhaling, tilt haar armen op totdat ze de vorm van oren voelt en trekt ze naar zich toe. “Er is nog iemand hier”, fluistert ze zo zacht als ze kan. “Dat was ik”, antwoordt de mannenstem hardop, “ik dacht dat u iemand anders was.” Verbaasd laat ze zijn oren los.

“Jij hebt mij aangevallen?”

“Het spijt me echt ontzettend. Is er iets dat ik voor je kan doen? Ben je gewond? Kan je weer zien?”

Dan herinnert ze zich wat ze voelde vlak voordat ze werd aangevallen. Ze was op zoek naar haar handtas. De vloer en de muur voelden ruw, als bakstenen en cement, maar toen ze ging staan, voelde ze ineens iets glads, van plastic. Ze probeert rechtop te gaan zitten maar stoot daarbij haar toch al pijnlijke hoofd tegen het zijne. Om een derde ongeluk te voorkomen vertelt ze de man wat ze van plan is.

“Een schakelaar?”

“Daar leek het wel op.”

“Dan zijn we dus niet blind.”

“Laten we het hopen. Maar wat is er dan wel aan de hand? Zijn we ontvoerd?”

Ondertussen kruipen ze zij aan zij over de vloer.

“Waarom zou iemand ons willen ontvoeren? Ik ben niet rijk, ik ben niet getrouwd, heb geen kinderen. Ik heb alleen wat volgers op Twitter, maar die gaan geen losgeld inzamelen hoor.”

“Oh god. Mijn laatste tweet was ‘ben even sigaretten halen’. Mijn man denkt vast dat ik hem verlaten heb.”

“Waarom zou hij dat denken?”

“Omdat ik het ook van plan was.”

“Maakt het wat uit dan? Of hij dat denkt of niet?”

“In principe niet, maar nu zal hij me niet missen. En ik zou niet weten wie er anders  naar mij op zoek moet gaan.”

Ze hebben de muur bereikt. Nu moeten ze gaan staan. “Zal ik je helpen?” Zonder het antwoord af te wachten pakt hij haar voorzichtig bij haar middel. Iets te voorzichtig. “Dat kietelt”, giechelt ze. Ze slaat haar arm om zijn schouder heen. Alles aan haar voelt zacht aan. Vrouwelijk.

“Er zijn toch vast wel mensen die jou missen? Vriendinnen, collega’s?”

“Waarom tril je zo? Ben je nerveus?”, ontwijkt ze zijn vraag. Ach ja, kan hij zelf wel zeggen dat hij vrienden heeft? Op Facebook ja, maar dat is toch iets anders dan in het echte leven, waar je ontvoerd kan worden en er losgeld voor je betaald moet worden. Nee, dit ziet er niet rooskleurig uit. De vrouw wrijft ondertussen troostend haar hand over zijn bovenarm. De sleutel tot zijn levensverhaal. Hij vertelt het haar allemaal. Niet zoals hij de hele wereld dagelijks vertelt wat hij eet en welke kleren hij die ochtend aan heeft getrokken, maar wat er echt toe doet. Dat hij journalistiek is gaan studeren omdat zijn moeder, die veel te vroeg overleed, altijd vond dat hij zo mooi kon schrijven. Dat hij daarna geen baan kon vinden en dus maar ging bloggen en netwerken via social media sites als LinkedIn. Nee, geld heeft hij dus niet. En vrienden ook niet. Dus waarom zou iemand hem ontvoeren?

“Dit is hem.”

Een peertje in het midden van de ronde kamer knipt aan. Hij geeft niet veel licht, maar gezien de tijd die ze in het donker heeft doorgebracht genoeg om haar tijdelijk te verblinden. De gele waas voor haar ogen ebt langzaam weg en ze ziet de muur grijs kleuren. Over de gehele omtrekt stulpt die op zithoogte een centimeter of veertiguit. Ze gaat zitten. Zijn levensverhaal heeft haar ontroerd. Ze herkent zichzelf in hem. Ze trouwde de man die binnen een jaar daarna haar vaders zakenpartner werd. Werken hoefde ze dus niet. Ze is full-time huisvrouw geworden en dat irriteert haar. Maar weglopen was geen optie zolang ze geen baan kon vinden.

“Als we hier ooit uit komen dan kunnen we elkaar misschien helpen”, oppert hij, “het komt allemaal vast wel goed.” Ze huilt. Hij gaat naast haar zitten en trekt haar hoofd tegen zijn borst om de brok in zijn eigen keel te verbergen. Dan ziet hij het ineens. Daarboven zit een rooster. Het zit op de vier hoekpunten vastgeschroefd. Hij herinnert zich de haarspelden. Met de grootste voorzichtigheid schuift hij één van de spelden los. Een lok haar valt langs haar gezicht. Met een teder gebaar strijkt hij die achter haar oor.

Deze man is heel anders dan haar Hans. Hij is zo ontzettend lief voor haar. Heel even overweegt ze of ze hem zal zoenen. Maar hij staat op en loopt naar de overkant van de ruimte.  

Als hij op de uitstulping klimt kan hij er net bij. Hij buigt de haarspeld zodat hij die in de gleuf van de schroeven kan leggen. Met geschaafde vingers trekt hij uiteindelijk het rooster los van de muur. De vrouw staat inmiddels achter hem. Hij steekt zijn hand uit en helpt haar op de uitstulping. Dan tilt hij haar dan bij haar middel op - niet te voorzichtig want dat kietelt - zodat ze in de ventilatieschacht kan klimmen.

Ze ruikt gras. Ze bevonden zich blijkbaar een paar meter onder de grond, want ze kan zo uit de schacht naar buiten kruipen. De man volgt niet veel later. Ze steekt haar hand uit om hem te helpen met opstaan. Ze kijkt om zich heen. Geen idee waar ze zijn. “Wat nu?”, vraagt ze. Dan ziet ze haar handtas ineens in het gras liggen. Ze rent er naar toe en maakt hem open. Alles lijkt er nog in te zitten, inclusief haar telefoon. Ze zet hem aan, gebruikt de GPS om te achterhalen waar ze zich bevindt en belt dan haar man om te vragen of hij haar kan komen halen. Zonder erbij na te denken is ze gaan lopen.

Toen hij de schacht uit kwam kruipen zag hij iets glinsteren in het gras. Hij loopt er naartoe en ziet dat het zijn nieuwe I-Phone is. “Zondag 28 augustus, 14:32, kans op buien”, waarschuwt die hem. Maar snel een taxi bellen dan. Hij opent zijn telefoonlijst en zonder erbij na te denken loopt hij weg.

Reactie plaatsen

Naam

E-mail

Bericht

Reacties worden geladen...