Met zijn penseel zet de kunstenaar een symbool neer dat voor iedereen iets anders betekent, maar dezelfde functie heeft: de fantasie te prikkelen. Zo creëren verhalen een droom-wereld die er voor eenieder anders uit ziet en anders voelt. Door taal te gebruiken om beelden en gevoelens te beschrijven gun je iedere lezer zijn eigen droom. Dat is wat verhalen voor
mij al van jongs af aan zijn: voeding voor dromen. Dromen die het leven zin geven. En wat kan de zin van het leven anders zijn, dan je leven zin te geven?
Labels
- - maatschappij
- - studeren
- - levenservaring
- - eenzaamheid
- - politiek
- - verbeelding
- - artificial intelligence
Laatste berichten
Bodemloze echoput
Korte verhalen - donderdag 19 juni 2014
“Ik was hier”. Shit, ik had een mondkapje moeten kopen, dacht ze, terwijl ze schichtig om zich heen keek om nogmaals te bevestigen dat ze hier om vier uur ’s nachts echt de enige levende ziel op straat was. Ze liet het balletje in de spuitbus met rode lak nog eens op en neer stuiteren. Ze had geen idee waar dat goed voor was en hoe vaak je dat moest doen, maar het voelde wel professioneel aan. “Maar jij was er niet om het te zien”, schreef ze er in bibberige, veel te grote letters onder. Ach, de muur was groot genoeg. Een industrieel complex aan een ventweg. Om vier uur ’s nachts verlaten, maar overdag kwam er over de doorgaande weg voldoende verkeer langs om haar boodschap te lezen.
Vreemd. Ze had verwacht dat de gedachte aan haar laatste minuten, toch tenminste wel een traan zou loskrijgen. Niets. Helemaal niets. Een bodemloze put. Ha, als ik m’n mond open zou doen, dacht ze, en iemand zou daarin roepen: “wie is de burgemeester van Wezel?”, dan zou het antwoord van de echo voor eeuwig afwezig blijven, de vraagsteller in totale verwarring achterlaten, zich afvragend waar het antwoord toch bleef. Er verscheen een grijns op haar gezicht. Dan zou er iemand bij haar zijn. En ze zou hem, of haar, dat maakt niet uit, bij zich houden. Met stilte. Zonder woorden. Zonder antwoorden. Ze zou alleen maar luisteren.
Met de grijns nog op haar gezicht liep ze naar de volgende muur. “Dus schrijf ik ik was hier”, ze moest nu noodgedwongen haar lettertype verkleinen, maar ze had nog niet genoeg ervaring met de spuitbus om dat met enige consistentie voor elkaar te krijgen. De tekst leek te pulseren. Het zag er raar uit. Het cursief kwam ook niet helemaal lekker uit zo. Maar ze had maar één kans. Dat was ook de reden dat ze altijd met pen en papier was blijven schrijven; alles wat je opschrijft telt, alles moet zinvol zijn, als je niets te zeggen hebt, moet je je mond dicht houden. Ze beet op haar lip, concentreerde zich op de volgende regel. “dan weet je dat ik er was”.
Ze liet het balletje in de spuitbus flink heen en weer stuiteren. Haar missie was bijna volbracht. Ze voelde het keukenmes heen en weer wippen in haar broekzak. Een afgeragde spijkerbroek. Haar lievelingsbroek. Ze had hem al twintig jaar. Soms had hij te strak gezeten. Dan ging ze op dieet. Loyaliteit aan een spijkerbroek; effectiever dan reclamecampagnes over de risico’s van ongezond eten. Ze had er over geschreven, op haar weblog. Drie lezers. Nul reacties.
De laatste muur: “anders was ik hier voor niks”. Haar laatste woorden. Ze haalde het mes uit haar lievelingsbroek en trok het uit de plastic hoes. Ze stond stil. Niet omdat ze aarzelde, maar om het nog één keer te proberen; luisteren. Een zomerbriesje sloop traag tussen de gebouwen door. In de verte de klanken van een uit de klauwen gelopen feest. Het was woensdagochtend, maar er woonden hier veel jongeren en die hadden vakantie. Toen zij jong was, zat ze ’s nachts met pen en papier onder de bureaulamp op haar zolderkamertje. Nu liep er wel een traan over haar wang. Waarom had niemand het haar verteld? Even een tik op de schouder: “Vergeet je niet te leven? Schrijven is niet alleen fantaseren. Ze moeten je ook kunnen volgen. Het moet raken aan een gedeelde werkelijkheid.” Ze had zichzelf buiten de gedeelde werkelijkheid geplaatst. Niemand kon haar meer volgen. Zij was degene die schreeuwde in de bodemloze put. En ze had er zelf de bodem uit geslagen. Ze zette het mes aan haar keel. “AAAAHH!” Ze perstte alle lucht uit haar longen. Niemand zou het toch horen. Snikkend en stotend vulde verse zomerlucht haar longen weer op. Ze duwde. Een straaltje bloed liep langs haar hals naar beneden. Het kriebelde.
“AAAAHH!” Een echo van haar schreeuw weerklonk vanachter een deur in de middelste muur van haar gedicht. Ze liet het mes zakken en liep naar de deur, legde haar oor op het hout en luisterde. “Hallo?”, vroeg ze aan de deur. “Help”, antwoordde de deur met een Oost-Europees accent. Ze wilde wel helpen, maar hoe? “Zal ik de politie bellen?”, vroeg ze. De deur raakte in paniek: “No, no, no police, please.” Ze luisterde. “Ok, no police.” Ze voelde aan de deurklink. Op slot, natuurlijk. Ze keek, naar de gedeelde werkelijkheid, zag een houten deur, scharnieren aan de buitenkant, speling tussen de deur en het kozijn. In de gedeelde werkelijkheid had ze bovendien een keukenmes in haar hand. Ze wrikte met het mes in het bovenste scharnier totdat er speling op kwam. Vervolgens het onderste. Ze kon het mes gebruiken als hefboom om de deur een stukje omhoog te wippen. Ineens kwam de deur nog een stukje verder omhoog; de Oost-Europese vrouw aan de andere kant van de gedeelde werkelijkheid, had gezien wat de bedoeling was. De schrijfster schoof haar vingers onder de deur. Vanuit haar knieën kon ze genoeg kracht zetten om de deur uit de scharnieren te tillen. Ze viel achterover en moest naar rechts rollen om niet onder de deur terecht te komen die met een klap plat op de stenen viel.
De deuropening toonde een grote ruimte, gevuld met matrassen met vrouwen er op. Jonge vrouwen. Ze zagen er niet goed uit. “We have sex for drugs, they make us addict”, zei de vrouw die haar hulp had gevraagd, “no police, we so ashamed, we just want to …. money, you know, for family?” De schrijfster luisterde. Ze keek. Maar wat ze zag, wat ze hoorde, het was geen oplossing. Ze kon niet gewoon weglopen. De vrouw begon iedereen wakker te maken. De ruimte galmde in een taal die de schrijfster niet kon verstaan. Weg gedeelde werkelijkheid. De vrouwen wankelden naar buiten,als zombies, kreunend. Ze keek. Ze luisterde. En realiseerde zich dat het niet genoeg was. Ze fantaseerde een bodem onder haar put. “Follow me”, zei ze.